Hoe werkt het G4 schema
In het 4-G schema schrijf je eerst de Gebeurtenis (G1) op.
Doe dit zo neutraal mogelijk.
Schrijf daarna je Gevoel (G3) in door gebruik te maken van de 4 basis gevoelens (Boos, Blij, Bedroefd en Bang), en geef dit gevoel een waarde van 1 tot 10.
Hierna schrijf je op wat je heb gedaan (of juist niet gedaan).
Bedenk je of je je zo wilde voelen en/of gedragen, zo ja dan hoef je niets te doen.
Als je je niet zo wilt voelen en/of gedragen schrijf dan je gedachten (G2) op die je op dat moment had, let op! Geen vragen.
Als laatste ga je na of je gedachten ook echt waar zijn en of ze helpend zijn (zijn de gedachten reëel).
Daag je gedachten uit door er meer reële gedachten van te maken.
Voorbeeld:
De gebeurtenis:
Bij de kassa van de bioscoop blijkt de film waar iedereen het over heeft en die u wilt zien uitverkocht.
Uw gedachten:
“Verdorie ik heb al die tijd in de rij gestaan het is schandalig, ik MOET die film zien” of “Wat ben ik een sufferd, hoe kon ik zo dom zijn, hoe heb ik kunnen vergeten te reserveren , wat ben ik een ongelofelijke sukkel!”
Uw gevoel:
U word Boos op de bioscoop of op u zelf.
U bent misschien wel iets Bedroefd omdat u de film niet gezien heeft.
Uw gedrag:
U gaat boos naar huis zonder de film te hebben gezien.
Door uw gedachten uit te dagen kunt uw het gevoel van (Boosheid) verminderen.
MOET u de film echt zien?
Natuurlijk is het leuk als u hem kunt zien maar het MOET niet.
Een alternatieve gedacht zou kunnen zijn:
Het is jammer dat ik de film niet kan zien. De bioscoop kan er ook niets aan doen dat hij is uitverkocht. Het is ook een hele populaire film. Misschien kan ik een volgende keer beter eerst reserveren.
Na deze gedachten voelt u zich waarschijnlijk een stuk minder boos.